Bron van inspiratie: het Rietveld-Schröderhuis.
Zo’n zomerdag waarop je onder een enorme boom witbier wilt drinken. En appen met je nieuwe vriendin. Zo’n lome dag die traag als stroop in de eeuwigheid drupt. Een dag waarop elke beweging stolt. Maar Ton Hubbers beslist anders.
Afbeelding: Het Rietveld Schröderhuis www.centraalmuseum.nl – Ernst Moritz
Het is vakantie, dus wil hij met buurman Bart, sferoloog Kees en veelschrijver Bas naar het Schröderhuis. Naar dat kunstwerk om in te wonen. Dat ijkpunt uit 1924, een meesterwerk dat de Nederlandse architectuur voorgoed veranderde. Nog altijd een bron van inspiratie voor architecten en ontwerpers. Ook voor Ton.
Het Rietveld-Schröderhuis, het begin van samenwerking en uiteindelijk liefde tussen ontwerper Gerrit Rietveld en weduwe Truus Schröder-Schräder. Het staat na bijna een eeuw nog fier als… nou ja, als een huis. Een heel bijzonder huis waar dagelijks bewonderaars uit binnen- en vooral buitenland zich vergapen aan de ideeënrijkdom van een genie en zijn muze.
In een koele auto rijden we over smeltend asfalt naar de Prins Hendriklaan in Utrecht. Parkeren, uitstappen en een stukje wandelen.
Daar staat het. Wit. Veel glas. Gevels die schijnbaar bestaan uit losse vlakken, maar die wonderlijk genoeg een harmonieus geheel vormen. Geplakt tegen een fantasieloze rij herenhuizen uit het begin van de vorige eeuw. Of het gisteren is gebouwd. Strak. Eigenzinnig. Maar vooral mooi. Tijdloos mooi. Ontroerend mooi.
We staan buiten en vertellen elkaar anekdotes. Als de Van Rossems uit Millingen wijzen we naar details. Binnen vallen we van de ene verrassing in de andere. In elke ruimte warm en koud stromend water, een badkamer met badkuip, verplaatsbare wanden op de bovenverdieping. Een goederenlift. Een gids die vlekkeloos Engels spreekt. Naast de Millingse Van Rossems bestaat het gezelschap uit twee Hagenezen, de rest is buitenlander. De twee Hagenezen maken zich vooral druk om hun parkeertijd die bijna op is. “Straks krijgen we weer een bon van zo’n bout”, waarschuwen ze elkaar in plat Haags. De buitenlanders blijven maar vragen. De gids antwoordt.
En wij genieten.
Van het hoekloze raam dat een riant uitzicht op de verre omgeving garandeerde. Nu niet meer, In 1924 lag het huis nog aan de rand van de stad. Nu is het opgeslokt. Over een naastgelegen viaduct raast een constante verkeersstroom over een weg waarboven de hete lucht nerveus vibreert.
Na uren van verwondering stappen we weer in de auto. We rijden door Utrechts buitengebied op zoek naar een terras. In Wijk bij Duurstede eten we uitsmijters die we wegspoelen met lokaal gebrouwen bier.
Thuis zit het huis nog in ons. We fietsen naar het Vossegat in Rinderen. Daar drinken we wit bier onder een enorme es. Daar eten we bitterballen en mosselen.
Ik app met mijn vriendin.
Het huis zit in me.
En in de drie andere Millingse Van Rossems.
De dag drupt traag als stroop in de eeuwigheid.
Bas van der Hoeven